-
1 thicken
v. dik maken, indikken; verwikkeld raken, compliceren[ θikkən]1 dik(ker)/dicht(er) worden ⇒ gebonden/geconcentreerder worden 〈 van vloeistof〉; toenemen (in dikte/aantal)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dik(ker)/dicht(er) maken ⇒ indikken; binden 〈 vloeistof〉; doen toenemen (in dikte/aantal)2 ingewikkeld(er) maken ⇒ meer substantie/inhoud geven aan♦voorbeelden: -
2 thicken gravy with flour
-
3 bind
v. binden; verplichten; zich houden aanbind1[ bajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 binding ⇒ band, gebondenheid♦voorbeelden:————————bind21 (aaneen)plakken ⇒ zich (ver)binden, vast/hard/dik worden♦voorbeelden:heat causes clay to bind • door de hitte wordt klei hardII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)binden ⇒ bijeenbinden, boeien2 bedwingen ⇒ aan banden leggen, hinderen3 verplichten ⇒ verbinden, dwingen4 verbinden ⇒ omwinden, omwikkelen6 binden ⇒ dik/hard/vast(er) maken♦voorbeelden:2 be snow-bound • vastzitten in/door de sneeuwshe felt bound down by the regulations • ze voelde zich aan banden gelegd door de bepalingen3 she's bound to come • ze moet (wel)/is verplicht te komen, ze zal zeker komenbind someone to secrecy • iemand tot geheimhouding verplichtenhe's bound up in his job • hij gaat helemaal op in zijn werk→ bind over bind over/
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский